4.5 Resultaten orthopedische heup- of knievervanging

Kwaliteitsregistratie LROI

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten uit de enquête voor het specialisme orthopedie (in het specifiek voor orthopedische patiënten die een heup- of knievervanging krijgen) tekstueel beschreven (over een respons van 27 centra), en tevens de (drie) gehouden diepte-interviews als verdieping worden meegenomen. Ook wordt een aantal good practices weergegeven die naar voren kwamen uit de diepte-interviews voor dit specialisme; deze worden bij het betreffende element weergegeven.

Voor meer informatie over de enquêteresultaten voor orthopedische heup- en knievervanging, voor de andere specialismen en voor de landelijke resultaten verwijzen we u graag naar Bijlage 1.

4.5.1 Resultaten per element van het HOME-model

Hieronder worden per element van het HOME-model de enquêteresultaten toegelicht voor het specialisme orthopedische heup- of knievervanging. Daarbij worden enkele good practices gepresenteerd die in de diepte-interviews gerapporteerd zijn. De volledige tabel met enquêteresultaten is te vinden in Bijlage 1.

Hoofdstappen van de (uitkomst-gedreven) verbetercyclus (PDCA-cyclus)
1.
Monitoring: Betrokken medisch specialisten nemen actief kennis van uitkomstinformatie.
In het grootste deel van de orthopedische centra, zo’n 33%, worden uitkomsten gemiddeld tussen 1 en 4 keer per jaar besproken. De enquête wijst uit dat uitkomsten minder vaak besproken worden in een multidisciplinair overleg (MDO); slechts 22% van de respondenten geeft aan uitkomsten tussen 1 en 4 keer per jaar te bespreken. 19% van de respondenten bespreekt uitkomsten niet binnen een MDO. Met 56% geeft een meerderheid van de deelnemende orthopedische centra geeft aan dat alle betrokken medisch specialisten actief kennisnemen van besproken uitkomsten, bijvoorbeeld via bespreking in overleggen. Ook worden deze uitkomsten besproken met partijen zoals het ziekenhuismanagement, de Raad van Bestuur en het stafbestuur; respectievelijk 42%, 24% en 15% (zie Figuur 30).

Figuur 30. Partijen binnen het ziekenhuis waarmee uitkomstindicatoren worden besproken (N = 27)

Het gebruik van landelijke dashboards binnen de orthopedische heup- en knievervanging blijkt vergelijkbaar met de resultaten voor alle onderzochte aandoeningsgebieden samen (vaak; 30% en zeer vaak; 4% voor orthopedische heup- en knievervanging, versus vaak; 25% en zeer vaak; 7% aandoening-overstijgend). Daarnaast worden lokale dashboards vaker gebruikt dan gemiddeld voor alle aandoeningen (vaak; 30% en zeer vaak; 11% voor orthopedische heup- en knievervanging, versus vaak; 19% en zeer vaak; 11% aandoening-overstijgend).

2. Identificatie: Klinisch relevante inzichten als aanknopingspunt voor verbeterinitiatieven.
44% van de respondenten geeft aan in de afgelopen twee jaar voor één of enkele uitkomstindicatoren doelstellingen te hebben geformuleerd op uitkomstindicatoren. Daarnaast hebben uitkomstrapportages de afgelopen twee jaar vooral tot verbeterinitiatieven geleid wanneer klinisch relevante inzichten een aanknopingspunt boden voor verbeteringen; dit werd geantwoord door 63% van de respondenten.

3. Selectie: Meerdere leerstrategieën succesvol bij totstandkoming verbeterinitiatieven.
Zoals te zien is in Figuur 31, zijn binnen de orthopedische heup- en knievervanging de leerstrategieën rondom gebruik van wetenschappelijke literatuur, dossieranalyse van eigen patiënten en het bestuderen en strikter implementeren van richtlijnen het meest succesvol gebleken bij de totstandkoming van verbeterinitiatieven; deze leerstrategieën werden door respectievelijk 63%, 60% en 56% van de respondenten als vaak of zeer vaak succesvol aangemerkt. Daarentegen werd het consulteren van externe experts door geen van de respondenten als vaak of zeer vaak succesvol ervaren.

Figuur 31. Gebruik van leerstrategieën (N = 27)

4. Implementatie: Hoge mate van monitoring over verbeterinitiatieven.
De mate van monitoring van implementatie van verbeterinitiatieven werd door de respondenten gemiddeld met 6,7 beoordeeld op een schaal van 0 (nooit) tot 10 (altijd); de gemiddelde beoordeling van de mate van monitoring van effect kwam uit op 7,3.

Randvoorwaarden voor organisatie van een verbetercyclus (7S-model)
1s. Strategie: Kwaliteitsverbetering komt terug in beleid vakgroep.
Volgens de meerderheid van de respondenten is het meten en verbeteren van uitkomsten van de geleverde zorg expliciet opgenomen in het beleid als onderdeel van het jaarplan van de vakgroep en als onderdeel van het meerjarenplan van de vakgroep, respectievelijk 52% en 56%.

2s. Governance: Betrokkenheid van externe partijen wisselend binnen orthopedische heup- en knievervanging.
33% van de respondenten geeft aan uitkomstindicatoren en verbeterinitiatieven buiten het orthopedisch centrum niet te bespreken. Daarop volgt 30% van de respondenten die deze informatie wel bespreekt binnen een netwerk of samenwerkingsverband.

Good practices
Binnen de diepte-interviews uitgevoerd voor het specialisme orthopedische heup- en knievervanging worden enkele good practices gerapporteerd rondom de governance binnen verbetercycli. Dit betreft zowel intern als extern gerichte governance. Hieronder worden enkele voorbeelden genoemd.

  • Afstemming met de Raad van Bestuur;
  • Afstemming met de centrale afdeling van een centrum of ziekenhuis;
  • Verantwoording richting zorgverzekeraars;
  • Het organiseren van een samenwerkingsverband met andere orthopedische centra, bijvoorbeeld via Santeon.

3s. Cultuur & waarden: Vertrouwen relatief hoog binnen orthopedische heup- en knievervanging ten aanzien van het open bespreken van uitkomsten.
Vrijwel alle respondenten beoordelen het vertrouwen binnen het specialisme om open over geaggregeerde uitkomsten en uitkomsten per operator te spreken met een 7 of hoger; dit geldt beide voor respectievelijk 85% van de respondenten (zie Figuur 32). Daarbij beoordeelt 22% van alle respondenten binnen dit aandoeningsgebied dit vertrouwen met 10 op een schaal van 0 tot 10. Het vertrouwen tussen specialismen onderling om open over geaggregeerde uitkomsten te spreken wordt gemiddeld beoordeeld met 6,9.

Figuur 32. Beoordeling van het vertrouwen om open over uitkomsten te spreken (N = 27)

4s. Leiderschap: Initiatief bij werkvloer ten aanzien van realisatie verbetercyclus.
Binnen de orthopedische heup- en knievervanging hebben vooral medisch specialisten een leidende rol bij het realiseren van een verbetercyclus; dit wordt aangegeven door 74% van de respondenten. Daarnaast is in 41% van de centra de medisch manager aangesteld als expliciet medisch verantwoordelijke voor de kwaliteit van zorg; in 30% van de centra is er geen generieke medisch verantwoordelijke aangesteld volgens de respondenten, maar zijn dit verschillende specialisten voor verschillende aandoeningen.

5s. Infrastructuur: Aanlevering data verloopt deels handmatig en deels via extractie uit het EPD.
Zoals te zien is in Figuur 33, wordt data voornamelijk bij de kwaliteitsregistratie, in dit geval de LROI, aangeleverd via upload van een template dat deels handmatig en deels via extractie uit het EPD gevuld wordt, gevolgd door handmatige invoer in de applicatie van de kwaliteitsregistratie; dit wordt aangegeven door respectievelijk 33% en 26% van de respondenten. Deze data wordt veelal maandelijks of per kwartaal aangeleverd; respectievelijk geantwoord door 26% en 22% van de respondenten. Gemiddeld wordt 61% van de data binnen de orthopedische heup- en knievervanging vastgelegd in het EPD tijdens de reguliere zorg; 22% van de respondenten geeft aan de data volledig te kunnen vastleggen in het EPD tijdens de reguliere zorg.

Figuur 33. Manieren waarop data-aanlevering plaatsvindt (N = 27)

Good practices
In de diepte-interviews werden enkele good practices gerapporteerd rondom de manier waarop kwaliteitsverbetering ingebed is in de gehele organisatie. Hieronder worden enkele voorbeelden benoemd.

  • De focus op registratie aan de bron, waarbij men probeert zoveel mogelijk digitaal te registreren en aan te leveren bij de kwaliteitsregistratie;
  • Het inrichten van de infrastructuur binnen de organisatie, zodat dit zoveel mogelijk regulier tijdens het werkproces gebeurt;
  • De focus op het grondig en volledig registreren van uitkomstinformatie;
  • Het inrichten van een controlesysteem rondom de kwaliteit van de dataregistratie, waarbij monitoring over elke schakel plaatsvindt;
  • Het vrijmaken van tijd en personeel voor bovenstaande voorbeelden.

6s. Capaciteit: Mankracht beschikbaar voor realisatie verbetercyclus.
Binnen de orthopedische heup- en knievervanging krijgen voornamelijk de medisch specialisten en medisch managers tijd beschikbaar gesteld om een verbetercyclus te realiseren; respectievelijk geantwoord door 38% en 25% van de respondenten. Gemiddeld is dit 8,5 uur per week per centrum.

7s. Expertise: Vaak 2 artsen met data-expertise aanwezig.
Uit de enquête blijkt dat over het algemeen 2 tot 5 artsen beschikbaar zijn in orthopedische centra met een duidelijke expertise en affiniteit met data; dit geldt voor 67% van de respondenten. Ter interpretatie van deze resultaten: gemiddeld zijn 8 medisch specialisten direct betrokken bij operaties waarin een heup- of knieprothese geplaatst wordt.

Good practices
Binnen de orthopedische centra wordt de koppeling tussen praktijk en wetenschap veelvoudig gerapporteerd als good practice. Hieronder worden enkele voorbeelden toegelicht.

  • Het toepassen van ‘evidence based medicine’ bij de initiatie van nieuwe verbeterinitiatieven, waarbij wetenschappelijke literatuur, en de laatste richtlijnen en (klinische) protocollen meegenomen worden als input voor te ontwikkelen verbeterinitiatieven;
  • Het betrekken van een (intern) onderzoeksbureau binnen de verbetercycli om de kwaliteitsverbetering wetenschappelijk in te steken en te evalueren.

4.5.2 Status van het gebruik van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg

Hieronder wordt op basis van de enquêteresultaten en diepte-interviews een toelichting gegeven over het gebruik van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg binnen het specialisme orthopedische heup- en knievervanging.

Meting van PROMS vaker dan landelijk; gebruik van uitkomsten nog beperkt in de patiëntenzorg.
Zoals te zien is in Figuur 34, worden binnen de orthopedische heup- en knievervanging uitkomsten nog beperkt gebruikt in de patiëntenzorg; de meerderheid van de respondenten geeft aan dit momenteel nog niet te gebruiken (range: 56% – 89%). Indien deze toegepast worden, varieert dit tussen het gebruik van klinische uitkomsten (range: 0% – 15%), Patient Reported Outcome Measures (PROMS) (range: 0% – 7%), of de toepassing van beide (range: 7% – 30%).

Figuur 34. Mate waarin uitkomsten gebruikt worden in de patiëntenzorg (N = 27)

Vrijwel alle respondenten (97%) geven aan PROMS wel te meten, waar dit voor andere aandoeningen vaak nog minder is (range: 46% – 92%). Respondenten geven aan deze PROMS-data zowel voor analyses op groepsniveau ter verbetering van de kwaliteit van zorg (38%), in het kader van wetenschappelijk onderzoek (26%) en voor bespreking op de poli met de patiënt op vaste momenten in het behandelproces (13%) te gebruiken.


Addendum: Reflectie op de onderzoeksresultaten vanuit kwaliteitsregistratie LROI

De LROI is als betrokken kwaliteitsregistratie gevraagd om een eerste reactie te geven op de onderzoeksresultaten en om enkele punten aan te dragen die op basis van dit rapport gezien worden als aanknopingspunt binnen het eigen aandoeningsgebied.

Lees meer…