4.3 Resultaten dialyse

Kwaliteitsregistratie Nefrovisie

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten uit de enquête voor het specialisme dialyse tekstueel beschreven (over een respons van 30 centra), en tevens de (vier) gehouden diepte-interviews als verdieping worden meegenomen. Ook wordt een aantal good practices weergegeven die naar voren kwamen uit de diepte-interviews voor dit specialisme; deze worden bij het betreffende element weergegeven.

Voor meer informatie over de enquêteresultaten voor dialyse, voor de andere specialismen en voor de landelijke resultaten verwijzen we u graag naar Bijlage 1.

4.3.1 Resultaten per element van het HOME-model

Hieronder worden per element van het HOME-model de enquêteresultaten toegelicht voor het specialisme dialyse. Daarbij worden enkele good practices gepresenteerd die in de diepte-interviews gerapporteerd zijn. De volledige tabel met enquêteresultaten is te vinden in Bijlage 1.

 Hoofdstappen van de (uitkomst-gedreven) verbetercyclus (PDCA-cyclus)
1.
Monitoring: Wisselend gebruik van landelijke en lokale dashboards.
Binnen de meerderheid van de dialysecentra, zo’n 63%, worden resultaten elk kwartaal besproken binnen de vakgroep. Ook binnen een multidisciplinair overleg gebeurt dit vaak elk kwartaal of tussen de 1 en 4 keer per jaar; beide aangegeven door 37% van de respondenten. Daarbij worden onder andere dialyseverpleegkundigen, gespecialiseerd verpleegkundigen en kwaliteitsmedewerkers betrokken; zo is geantwoord door respectievelijk 19%, 15% en 15% van de respondenten. Naast de Raad van Bestuur en het ziekenhuismanagement worden ook patiënten meegenomen bij het bespreken van uitkomsten binnen de deelnemende dialysecentra, respectievelijk volgens 23%, 31% en 11% van de respondenten.

Alle respondenten geven aan gebruik te maken van landelijke dashboards; de helft van de centra gebruikt deze soms, ruim een kwart (27%) vaak en 13% zelfs zeer vaak. Daarentegen geeft zo’n 40% van de respondenten aan nooit lokale dashboards te gebruiken bij de bespreking van uitkomstindicatoren in de vakgroep, waar echter een groot deel van de centra dit vaak of zelfs zeer vaak doet; beide geantwoord door 20% van de respondenten.

2. Identificatie: Voornamelijk analyses over uitkomsten eigen centrum.
Indien analyses over uitkomsten van zorg gebruikt worden om verbeterpotentieel te identificeren, zijn dit veelal analyses over uitkomsten van het eigen centrum (zie Figuur 21); 74% van de respondenten gebruikt vaak of zeer vaak analyses over ruwe uitkomsten van het eigen centrum; 60% gebruikt vaak of zeer vaak risico-gecorrigeerde uitkomsten van het eigen centrum. Analyses over interdoktervariatie worden door een groot deel van de respondenten nooit gebruikt (range: 40% – 47%).

Figuur 21. Gebruik van analyses ter identificatie van verbeterpotentieel (N = 30)

Good practices
In de diepte-interviews die gehouden zijn binnen de dialyse, worden zowel op regionaal als op nationaal niveau enkele good practices gerapporteerd op het gebied van identificatie van verbeterpotentieel binnen de deelnemende ziekenhuizen. Hieronder worden enkele good practices kort toegelicht.

  • Het bespreken van uitkomstinformatie met andere dialysecentra, als aanvulling op de bespreking van uitkomstinformatie in het eigen centrum;
  • Het bespreken van uitkomstinformatie binnen het samenwerkingsverband Santeon;
  • Het delen van geleerde lessen en knelpunten over de inrichting en organisatie van de verbetercyclus met andere centra;
  • Het netwerkgericht delen en toegankelijk maken van ‘good practices’ of ‘best practices’ ten aanzien van kwaliteitsverbetering met andere centra.

3. Selectie: Relatief veel aanvullende analyses uitgevoerd en verbeterinitiatieven geïnitieerd binnen de dialysezorg.
In vergelijking met de totale groep respondenten, zijn binnen de dialyse gemiddeld meer aanvullende analyses uitgevoerd (dialyse; 4,5 versus aandoening-overstijgend; 3,2) en meer verbeterinitiatieven geïnitieerd (dialyse; 4,0 versus aandoening-overstijgend; 2,7) in de afgelopen twee jaar. Bij de totstandkoming daarvan bleek vooral het intern intercollegiaal delen van kennis, ervaring of technieken als leerstrategie succesvol (vaak; 53% en zeer vaak; 30%). Ook het bestuderen en strikter implementeren van richtlijnen (vaak; 50% en zeer vaak; 13%) en initiatieven op basis van klinische ervaring (vaak; 43% en zeer vaak; 17%) werden positief beoordeeld door respondenten (zie Figuur 22).

Figuur 22. Gebruik van leerstrategieën (N = 30)

Good practice
In één van de uitgevoerde diepte-interviews werd een good practice gerapporteerd met betrekking tot de wijze van selectie van verbeterinitiatieven. Deze good practice wordt hieronder kort toegelicht.

  • Vanuit een aantal bronnen worden signalen opgehaald ten aanzien van verbeterpotentieel;
  • Vervolgens wordt op structurele wijze een prioritering toegekend aan de verbetermogelijkheden;
  • De prioritering wordt gesteld aan de hand van voorspelde risico’s en voorspelde impact van de potentiële verbeterinitiatieven;
  • De prioritering dient als basis bij de keuze voor de te implementeren verbeterinitiatieven op korte en lange termijn;
  • Door middel van een dergelijke prioritering en risico-inschatting wordt de haalbaarheid van initiatieven vooraf getoetst, waarmee de kans van slagen van geïmplementeerde initiatieven vergroot wordt.

4. Implementatie: Relatief hoog percentage evaluatie van lopende verbeterinitiatieven binnen dialysezorg.
In de enquête werd de mate van monitoring van implementatie en effect van verbeterinitiatieven door respondenten gemiddeld hoger gescoord binnen de dialyse dan gemiddeld binnen alle onderzochte aandoeningsgebieden samen; respectievelijk 7,1 (dialyse) versus 6,2 (aandoening-overstijgend) voor de implementatie en 7,1 (dialyse) versus 6,4 (aandoening-overstijgend) voor het effect van verbeterinitiatieven.

Randvoorwaarden voor organisatie van een verbetercyclus (7S-model)
1s. Strategie: Meten en verbeteren van uitkomsten onderdeel van beleid afdeling.
Binnen de dialyse is het meten en verbeteren van uitkomsten voornamelijk expliciet onderdeel van het interne beleid via doelstellingen in het jaarplan van de afdeling; dit geeft 40% van de respondenten aan.

2s. Governance: Wisselende betrokkenheid van externe partijen binnen verbetercyclus.
Waar met 42% het grootste deel van de respondenten aangeeft geen andere partijen binnen de gehele zorgketen te betrekken bij het bespreken van uitkomsten en verbeterinitiatieven, vindt dit met 39% bij een ander aanzienlijk deel van de respondenten wel plaats in de vorm van een netwerk of samenwerkingsverband met andere dialysecentra.

3s. Cultuur & waarden: Positieve beoordeling van cultuur ten aanzien van kwaliteitsverbetering.
Zoals te zien is in Figuur 23, wordt de mate waarin de vakgroep belang hecht aan het verbeteren van kwaliteit van zorg op basis van uitkomstindicatoren door 94% van de centra met een 7 of hoger beoordeeld op een schaal van 0 tot 10. Daarbij worden het vertrouwen binnen specialismen en tussen specialismen onderling om over geaggregeerde uitkomsten te spreken met respectievelijk 8,6 en 7,8 op een schaal van 0 tot 10 beoordeeld.

Figuur 23. Mate waarin de vakgroep belang hecht aan kwaliteitsverbetering op basis van uitkomstindicatoren (N = 30)

4s. Leiderschap: Initiatief tot kwaliteitsverbetering ligt bij de werkvloer.
Binnen het specialisme dialyse hebben voornamelijk medisch specialisten en het maatschapsmanagement een leidende rol bij het realiseren van een verbetercyclus, geantwoord door respectievelijk 53% en 25% van de respondenten, gevolgd door de afdeling kwaliteit.

5s. Infrastructuur: Infrastructuur relatief goed ingeregeld binnen de dialysecentra.
Met 23% van de respondenten geeft bijna een kwart van de deelnemende centra aan dat data uit de kwaliteitsregistratie volledig wordt vastgelegd tijdens de reguliere zorg in het EPD. Gemiddeld komt dit percentage binnen de dialyse uit op 67% van de data. Data wordt deels handmatig en deels via extractie of zelfs (bijna) volledige extractie naar de kwaliteitsregistratie aangeleverd. Daarbij geeft exact de helft van de respondenten aan deze ieder kwartaal aan te leveren bij de kwaliteitsregistratie.

6s. Capaciteit: Kwaliteitsmanager en medisch specialisten betrokken bij realisatie verbetercyclus.
Binnen de dialyse krijgen voornamelijk kwaliteitsmanagers en medisch specialisten tijd beschikbaar gesteld om een verbetercyclus gericht op verbetering van uitkomsten van zorg te realiseren, respectievelijk volgens 37% en 28% van de respondenten; over het algemeen is dit per centrum zo’n 11 uur per week in totaal.

Good practices
Binnen de dialyse werden enkele good practices gerapporteerd rondom de capaciteit en expertise die nodig is om een verbetercyclus te realiseren. Hieronder worden enkele voorbeelden benoemd.

  • Voldoende capaciteit beschikbaar voor data-gedreven ondersteuning van medici;
  • Personeel met expertise als data-analist;
  • Personeel met expertise als business-intelligence (BI) analist;
  • Personeel met expertise als EPIC-specialist;
  • Of een vergelijkbare data-gedreven functie als aanvulling op de medici betrokken binnen de verbetercyclus.

7s. Expertise: Enkele artsen met affiniteit voor data.
In de helft van de deelnemende centra zijn 2 tot 5 artsen werkzaam met affiniteit en expertise op het gebied van datamanagement en data-analyse. Voor 37% van de deelnemende centra is dit slechts één arts. Daarbij moet genoteerd worden dat gemiddeld 10 medisch specialisten betrokken zijn bij dialysezorg.

4.3.2 Status van het gebruik van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg

Hieronder wordt op basis van de enquêteresultaten en diepte-interviews een toelichting gegeven over het gebruik van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg binnen het specialisme dialyse.

Uitkomstinformatie relatief vaak toegepast op patiëntenzorg binnen de dialyse.
Uitkomsten worden binnen de dialyse relatief vaak toegepast in de patiëntenzorg (range: 17% – 83%), wanneer dit vergeleken wordt met de gemiddelde score voor alle specialismen samen (range: 14% – 40%). Zoals te zien is in Figuur 24, zijn uitkomsten binnen het grootste deel van de centra momenteel standaard onderdeel van samen beslissen. 40% van de respondenten maakt hierbij gebruik van klinische uitkomsten, 3% maakt gebruik van Patient Reported Outcome Measures (PROMS), en 40% gebruikt zelfs beide typen uitkomsten. Daarnaast geeft 65% van de respondenten aan dat PROMS op de poli met de patiënt besproken worden op vaste momenten in het behandelproces.

Figuur 24. Mate waarin uitkomsten gebruikt worden in de patiëntenzorg (N = 30)


Addendum: Reflectie op de onderzoeksresultaten vanuit kwaliteitsregistratie Nefrovisie

Nefrovisie is als betrokken kwaliteitsregistratie gevraagd om een eerste reactie te geven op de onderzoeksresultaten en om enkele punten aan te dragen die op basis van dit rapport gezien worden als aanknopingspunt binnen het eigen aandoeningsgebied.

Lees meer…