5. Conclusie

Op basis van de enquêteresultaten (N = 127) en diepte-interviews (N = 18) kan geconcludeerd worden dat uitkomstinformatie binnen de onderzochte aandoeningsgebieden momenteel al zeer actief gebruikt wordt ten aanzien van kwaliteitsverbetering in de Nederlandse zorg. Resultaten worden regulier gemonitord en besproken; verbeterpotentieel wordt geïdentificeerd en leidt effectief tot het starten van nieuwe verbeterinitiatieven. Wel is er nog ruimte voor ontwikkeling op het gebied van het volledig doorlopen van de verbetercyclus en het gebruik maken van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg.

Er zijn geen grote verschillen tussen de verschillende aandoeningen (en registraties) te identificeren; voor elke aandoening zien we dat de mate waarin uitkomstinformatie gebruikt wordt vergelijkbaar is. Tussen centra daarentegen, bestaan nog wel grote verschillen in de mate waarop uitkomstindicatoren concreet worden gebruikt, met name óf en wanneer deze leiden tot verbeterprojecten. Daarbij zijn per aandoeningsgebied andere centra verder gevorderd in de ontwikkeling van methoden om daadwerkelijk en effectief te verbeteren op basis van uitkomstinformatie.

De geïdentificeerde ‘good practices’ laten zien dat het realiseren van een verbetercyclus vraagt om een structurele inbedding op meerdere niveaus; deelnemers rapporteren bijvoorbeeld voldoende capaciteit (bestuurlijk) en hoge motivatie (op de werkvloer) als bevorderende factoren. Daarbij worden het te veel monitoren, te weinig capaciteit en beperkte ondersteunende faciliteiten beschikbaar in de organisatie ervaren als de grootste belemmerende factoren voor het succesvol realiseren van een verbetercyclus.

5.1 Algemene aanbevelingen

Hieronder vindt u enkele aanbevelingen ten aanzien van de structurele inbedding van de verbetercyclus op meerdere niveaus binnen de organisatie:

  • Er is voldoende capaciteit in de vorm van tijd en personeel nodig om een verbetercyclus van het begin tot het einde te realiseren. Denk bijvoorbeeld aan voldoende capaciteit om (ad hoc) signalen over verbeterpotentieel verder te kunnen onderzoeken, of het beschikbaar stellen van tijd zodat één of enkele personen een leidende of coördinerende rol op zich kunnen nemen, wat de ontwikkeling en uitvoer van verbeterinitiatieven versnelt;
  • Hoewel deelname in een extern samenwerkingsverband door respondenten gezien wordt als bevorderend voor het starten en succesvol uitvoeren van een verbeterinitiatief, is nog geen 40% daadwerkelijk onderdeel van een dergelijk verband. Het deelnemen aan een samenwerkingsverband biedt mogelijkheden om netwerkgericht uitkomstinformatie te bespreken en te vergelijken, en geleerde lessen rondom zorginhoudelijke en organisatorische onderwerpen rondom de verbetercyclus te kunnen delen;
  • Het beschikken over een (multidisciplinair) kwaliteitsteam bestaande uit verschillende achtergronden en expertises werkt bevorderend voor het starten en uitvoeren van een verbeterinitiatief;
  • De bereidheid en intrinsieke motivatie van medewerkers is essentieel in het proces van kwaliteitsverbetering. Ten behoeve hiervan moet een veilige omgeving gecreëerd worden, waarin ook de mogelijkheid wordt geboden om data transparant te delen zonder directe (persoonlijke) gevolgen;
  • Het gebruik van landelijke en lokale dashboards, het ophalen van signalen vanaf de werkvloer en vanuit het gevoel van medici over dat wat aandacht behoeft, worden ervaren als bevorderend ter identificatie van verbeterpotentieel. Daarbij kan via dashboards zowel gekeken worden naar trends over de eigen data als de vergelijking met andere centra;
  • Een automatische koppeling met het EPD is essentieel; wanneer data automatisch aangeleverd en gekoppeld wordt, worden registratielasten verminderd en komt er meer tijd vrij voor het daadwerkelijk kunnen analyseren en gebruiken van uitkomstinformatie. Binnen dit onderzoek zien we voor sommige aandoeningsgebieden en initiatieven terug dat op dit gebied al stappen worden gezet; voor anderen blijkt de ondersteuning vanuit softwareleveranciers nog niet toereikend om automatische extractie mogelijk te maken.

5.2 Reflectie en aanbevelingen vanuit de betrokken patiëntenorganisaties

Om de resultaten van dit project nog wat explicieter in het licht van het patiëntperspectief te zetten, hebben de betrokken patiëntenorganisaties (Patiëntenfederatie Nederland, Nierpatiënten Vereniging Nederland (NVN), en Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten organisaties (NFK)) een reflectie gegeven op de resultaten. Daaruit zijn enkele aanbevelingen voortgevloeid ten aanzien van het gebruik van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg. Hieronder worden deze beschreven.

Reflectie en aanbevelingen:

Uit dit rapport blijkt dat er de afgelopen jaren veel bereikt is met betrekking tot het meten van uitkomstinformatie, en dat er ook verschillende stappen genomen zijn met betrekking tot het actief gebruiken van deze uitkomstinformatie ten behoeve van kwaliteitsverbetering. Wat hierbij naar voren komt is dat de focus voornamelijk op de zorgprofessional ligt; de betrokkenheid van de patiënt is momenteel nog beperkt binnen de onderzochte aandachtsgebieden. Dit rapport laat zien dat centra zich bewust zijn dat uitkomstinformatie bij de individuele patiënt in de spreekkamer terecht moet komen; 40% van de respondenten geeft aan klinische uitkomsten en/of PROMS te hebben opgenomen als standaard onderdeel van samen beslissen. Er lijkt echter nog beperkt bewustzijn te zijn dat patiënten betrokken moeten worden om op een geaggregeerd niveau zorg te verbeteren; slechts 6% van de respondenten geeft aan uitkomstindicatoren ook te bespreken met patiënten, bijvoorbeeld via een patiëntenraad of vertegenwoordiging van de betreffende patiëntenorganisatie. De patiëntenorganisaties zien hierin dan ook een aanknopingspunt om samen met de deelnemende centra te komen tot verdere ontwikkeling van de betrokkenheid van de patiënt.

Daarbij doen de betrokken patiëntenorganisaties gezamenlijk de volgende aanbevelingen:

  • Het is van belang dat goed ingevoerde vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties structureel betrokken worden bij het bespreken van uitkomstinformatie, zodat verdere ontwikkeling van de betrokkenheid van de patiënt bij kwaliteitsverbetering op geaggregeerd niveau kan plaatsvinden.
  • Door zowel het implementeren van verbeterinitiatieven als het actief monitoren en evalueren van deze verbeterinitiatieven kan een maximale winst in kwaliteitsverbetering voor de patiënt gerealiseerd worden.

5.3 Limitaties van dit onderzoek

Binnen dit onderzoek zit mogelijk een bias in de centra die hebben deelgenomen aan de diepte-interviews. Mogelijk was er een grotere bereidheid om deel te nemen aan de diepte-interviews onder centra die meer actief zijn of verder gevorderd zijn op het gebied van kwaliteitsverbetering. Daarnaast is voor de selectie van de diepte-interviews gekeken naar de meest actieve centra op het gebied van kwaliteitsverbetering, zodat relevante good practices opgehaald konden worden; mogelijk zijn de bevorderende en belemmerende factoren die opgehaald zijn binnen deze diepte-interviews minder representatief voor de centra die (nog) niet actief zijn op het gebied van kwaliteitsverbetering.

De wijze waarop centra aangeschreven zijn voor de enquête, waarbij de uitnodiging via de kwaliteitsregistraties verspreid is naar alle behandelende centra voor het betreffende specialisme, geeft geen reden voor vermoeden van bias binnen de populatie van centra die deelgenomen hebben aan de enquête. Daarbij geeft ook het responspercentage (range: 31% – 80%) het signaal dat de enquêteresultaten goed te generaliseren zijn voor de gehele populatie van de betreffende specialismen.