4.1 Resultaten cardiochirurgie

Kwaliteitsregistratie NHR

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten uit de enquête voor het specialisme cardiochirurgie (in het specifiek voor patiënten die een cardio-thoracale chirurgische ingreep ondergaan) tekstueel beschreven (over een respons van 12 ziekenhuizen), en tevens de (vier) gehouden diepte-interviews als verdieping worden meegenomen. Ook wordt een aantal good practices weergegeven die naar voren kwamen uit de diepte-interviews voor dit specialisme; deze worden bij het betreffende element weergegeven.

Voor meer informatie over de enquêteresultaten voor cardiochirurgie, voor de andere specialismen en voor de landelijke resultaten verwijzen we u graag naar Bijlage 1.

4.1.1 Resultaten per element van het HOME-model

Hieronder worden per element van het HOME-model de enquêteresultaten toegelicht voor het specialisme cardiochirurgie. Daarbij worden enkele good practices gepresenteerd die in de diepte-interviews gerapporteerd zijn. De volledige tabel met enquêteresultaten is te vinden in Bijlage 1.

Hoofdstappen van de (uitkomst-gedreven) verbetercyclus (PDCA-cyclus)
1. Monitoring: Regelmatige bespreking met de vakgroep (veelal maandelijks).
Binnen de cardiochirurgie vindt bespreking van uitkomsten binnen de vakgroep veelal eens per kwartaal plaats, dit werd door 33% van de respondenten aangegeven (zie Figuur 12). In vergelijking met andere specialismen geven relatief meer respondenten aan dat deze bespreking maandelijks ingepland wordt (cardiochirurgie; 25% versus aandoening-overstijgend; 6%). Daarnaast varieert de frequentie van bespreking binnen een multidisciplinair overleg (MDO) tussen niet tot vaker dan maandelijks. Indien bespreking in een MDO plaatsvindt, worden veelal anesthesiologen (18%), cardio-thoracale chirurgen (18%), perfusionisten (18%), intensivisten (16%) en (interventie)cardiologen (15%) betrokken. Ook worden deze uitkomsten met ziekenhuismanagement en de Raad van Bestuur besproken; dit wordt aangegeven door respectievelijk 39% en 33% van de respondenten. Binnen de cardiochirurgie zijn gemiddeld 19 medisch specialisten betrokken, waarbij gemiddeld 73% van de betrokken personen actief kennisneemt van de bespreking van uitkomsten.

Figuur 12. Frequentie van bespreking van uitkomstinformatie (N = 12)

2. Identificatie: Binnen de cardiochirurgie meer gebruik van analyses voor identificatie.
Uit de enquête blijkt dat er binnen de cardiochirurgie vaker analyses gedaan worden ter identificatie van verbeterpotentieel wanneer dit vergeleken wordt met andere specialismen die hebben deelgenomen. Zoals te zien is in Figuur 13, worden analyses over risico-gecorrigeerde uitkomsten voor het eigen ziekenhuizen en in vergelijking met andere ziekenhuizen beide in de helft van de ziekenhuizen vaak of zeer vaak gebruikt, en worden analyses over ruwe uitkomsten van het eigen ziekenhuis in zelfs 83% van de centra vaak of zeer vaak gebruikt. Daarentegen wordt door een deel van de respondenten aangegeven nooit analyses over interdoktervariatie te gebruiken (range: 33% – 50%). Ten slotte leiden uitkomstrapportages vooral tot initiatieven wanneer deze leiden tot klinisch relevante inzichten die een aanknopingspunt kunnen zijn voor verbeteringen los van of er statistisch significante verschillen zijn; dit wordt aangegeven door 33% van de ziekenhuizen.

Figuur 13. Gebruik van analyses ter identificatie van verbeterpotentieel (N = 12)

3. Selectie: Verschillende centra gebruiken aanvullende analyses als extra stap bij de selectie van initiatieven.
84% van de respondenten gaf in de enquête aan in de afgelopen twee jaar 2 of meer aanvullende analyses te hebben uitgevoerd om resultaten beter te kunnen duiden. Gemiddeld zijn er in die periode 3 verbeterinitiatieven geïnitieerd. Daarbij bleken vooral dossieranalyse van eigen patiënten (67%), wetenschappelijke literatuur (67%) en klinische ervaring (58%) (zeer) vaak succesvol als leerstrategie; dit geeft respectievelijk 67%, 67% en 58% van de respondenten aan. Het consulteren van externe experts en procesanalyse werden daarentegen door respectievelijk 33% en 25% van de respondenten bestempeld als nooit succesvol bij de totstandkoming van verbeterinitiatieven.

4. Implementatie: Beoordeling deelnemers cardiochirurgie vergelijkbaar met landelijke resultaten.
De mate van monitoring van implementatie van verbeterinitiatieven wordt door respondenten gemiddeld met 5,8 op een schaal van 0 (nooit) tot 10 (altijd) beoordeeld. Daarbij wordt de mate van monitoring van het effect van initiatieven binnen de cardiochirurgie beoordeeld met 6,7 op een schaal van 0 (nooit) tot 10 (altijd).

Randvoorwaarden voor organisatie van een verbetercyclus (7S-model)
1s. Strategie: Kwaliteitsverbetering voornamelijk opgenomen in jaarplan.
Binnen de cardiochirurgie komt het meten en verbeteren van uitkomsten vooral expliciet voor in het jaarplan van de afdeling; dit wordt aangegeven door 26% van de respondenten. Daarna volgen het meerjarenplan van de afdeling en het jaarplan van de vakgroep, welke beide volgens 19% van de respondenten in het beleid zijn opgenomen.

2s. Governance: Veelal externe partijen betrokken binnen de cardiochirurgie.
Met 63% van de respondenten geeft het merendeel aan externe partijen uit de zorgketen te betrekken bij het bespreken van uitkomsten. In 54% van alle respondenten gaat het om bespreking met verwijzende ziekenhuizen, 8% van de respondenten bespreekt dit binnen een netwerk of samenwerkingsverband.

Good practices
Binnen de cardiochirurgie zijn een aantal good practices gerapporteerd met betrekking tot de (multidisciplinaire) besprekingsvormen die gebruikt worden ter bespreking van de gemeten uitkomstindicatoren; deze worden hieronder benoemd.

  • Bespreking met medisch specialisten over uitkomsten per operator;
  • Complicatiebespreking;
  • Inhoudelijke terugkoppeling per verwijzend ziekenhuis;
  • Bespreking met partijen of organisaties betrokken binnen het zorgproces voor een specifieke aandoening (ketenoverleg);
  • Bespreking met partijen of organisaties betrokken binnen een samenwerkingsverband die een gezamenlijk doel nastreven (alliantieoverleg);
  • Projectgroep overleg per verbeterinitiatief.

Het veelvoudig rapporteren van (multidisciplinaire) besprekingsvormen lijkt een signaal van toenemende aandacht voor het bespreken van uitkomstinformatie, echter moet hierbij wel als aandachtspunt toegevoegd worden dat het van belang is dat deze besprekingsvormen goed op elkaar aansluiten, en niet teveel overleggen met overlappende doelstellingen ontstaan.

3s. Cultuur & waarden: Positieve beoordeling over cultuur binnen deelnemende centra.
Zoals te zien is in Figuur 14, zijn de enquêtevragen rondom cultuur van het centrum over het algemeen positief gescoord door respondenten. De mate waarin vakgroepen het verbeteren van de kwaliteit van zorg op basis van uitkomstindicatoren belangrijk vinden en de mate van vertrouwen binnen het specialisme om open over uitkomsten per operator te spreken worden door alle respondenten met een 7 of hoger beoordeeld (op een schaal van 0 tot 10). Het vertrouwen tussen specialismen om over geaggregeerde uitkomsten te spreken wordt gemiddeld beoordeeld met 7,8 op een schaal van 0 tot 10.

Figuur 14. Beoordeling van het vertrouwen om open over uitkomsten te spreken (N = 12)

4s. Leiderschap: Medisch specialisten en management van de maatschap als kartrekker.
De respondenten hebben unaniem aangegeven dat medisch specialisten een leidende rol hebben in het realiseren van een verbetercyclus. Ook blijkt uit de enquête dat het management van de maatschap een belangrijke rol speelt bij de realisatie. De helft van de respondenten heeft aangegeven dat de medisch manager benoemd is als expliciet verantwoordelijke voor de kwaliteit van zorg.

Good practices
Binnen de cardiochirurgie zijn enkele good practices gerapporteerd rondom het leiderschap binnen de verbetercyclus. Binnen elk van deze good practices wordt de verantwoordelijkheid voor realisatie van de verbetercyclus expliciet belegd bij één of meerdere personen, welke hieronder benoemd worden als voorbeeld.

  • Een werkgroep van specialisten en arts-assistenten fungeert als kartrekker binnen een lopend verbeterinitiatief;
  • Een kwaliteitsmanager of datamanager wordt aangewezen als aanspreekpunt rondom de verbetercyclus;
  • De persoon en/of personen die aangewezen is/zijn als aanspreekpunt of coördinator, heeft/hebben een leidende rol bij het voorbereiden en bespreken van uitkomsten;

De deelnemers die deze good practices aandroegen tijdens de diepte-interviews, gaven aan te ervaren dat projecten beter of sneller lopen wanneer één of meerdere personen expliciet verantwoordelijkheid dragen voor projecten en deze strak monitoren.

5s. Infrastructuur: Meeste data vastgelegd in EPD binnen cardiochirurgie in vergelijking met andere specialismen.
In vergelijking met andere specialismen wordt binnen de cardiochirurgie gemiddeld de meeste data in het EPD vastgelegd tijdens het reguliere zorgproces (82,3% versus 69,5%). Daarbij geeft 17% van de respondenten aan de data uit de kwaliteitsregistratie volledig vast te leggen in het EPD tijdens de reguliere zorg. Met 67% geeft de meerderheid van de respondenten aan bij aanlevering gebruik te maken van een template dat deels handmatig en deels via extractie uit het EPD gevuld wordt. Daarnaast geeft een meerderheid van 67% van de respondenten aan dat aanlevering eens per kwartaal plaatsvindt. De data is daarbij in 75% van de centra door een datamanager gecontroleerd op kwaliteit.

Good practices
Een good practice die gerapporteerd werd in een van de diepte-interviews, betrof het snel in beeld brengen van eventuele trends door het kort-cyclisch beschikbaar maken van de benodigde data.

  • De deelnemers uit het betreffende ziekenhuis benoemen als voordeel dat er snel en adequaat actie kan worden ondernomen op deze trends;
  • Zo worden bijvoorbeeld aanvullende analyses uitgevoerd om het verbeterpunt en achterliggende problemen gedetailleerd in kaart te brengen, of wordt een verbeterinitiatief geïnitieerd waarbij de focus ligt op het geïdentificeerde verbeterpunt.

6s. Capaciteit: Ondersteuning en capaciteit voor realisatie verbetercyclus.
57% van de respondenten geeft aan dat medisch specialisten in het betreffende centrum tijd beschikbaar gesteld krijgen om zich te richten op kwaliteitsverbetering in de zorg, wat neerkomt op gemiddeld 5 uur per week per centrum

7s. Expertise: Relatief beperkte affiniteit met data-analyse en –management.
Respondenten geven aan dat er gemiddeld 3 artsen aanwezig zijn binnen het hartcentrum met affiniteit of expertise op het gebied van data; waar gemiddeld 19 medisch specialisten direct betrokken zijn bij cardio-chirurgische ingrepen. Procentueel is bij een aantal andere aandoeningen een hoger percentage gerapporteerd.

4.1.2 Status van het gebruik van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg

Hieronder wordt op basis van de enquêteresultaten en diepte-interviews een toelichting gegeven over het gebruik van uitkomstinformatie in de patiëntenzorg binnen het specialisme cardiochirurgie.

Beperkt gebruik van uitkomsten in de patiëntenzorg.
Uit de enquête blijkt dat binnen de cardiochirurgie uitkomsten nog beperkt gebruikt worden in de patiëntenzorg (zie Figuur 15). Verschillende typen patiëntuitkomsten (o.a. informatiefolders met uitkomstinformatie over de behandeling, predictiemodellen om uitkomsten voor individuele patiënten te voorspellen, uitkomstinformatie over verschillen tussen ziekenhuizen) worden volgens een groot deel van de respondenten nog niet ingezet (range: 58% – 83%). Het tonen van uitkomsten van patiënten door een arts op de poli wordt momenteel zelfs nog nergens toegepast volgens deze respondenten.

Figuur 15. Mate waarin uitkomsten gebruikt worden in de patiëntenzorg (N = 12)

Een klein deel van de respondenten geeft aan dat Patient Reported Outcome Measures (PROMS) nog niet gemeten worden; hierbij gaat het om 14% van de respondenten. In het grootste deel van de ziekenhuizen worden PROMS gemeten en op groepsniveau geanalyseerd om de kwaliteit van zorg te kunnen verbeteren of worden deze gebruikt in het kader van wetenschappelijk onderzoek, respectievelijk 36% en 29%.